Zoals gewoonlijk moet deze Venetië Biënnale het niet hebben van het concept van de hoofdtentoonstellingen in de Giardini en het Arsenale. Dat was bij de laatste twee ook al zo (zie mijn verslagen van 2013 en 2015 (http://www.egbertdommering.nl/?p=396 en http://www.egbertdommering.nl/?p=748) maar eigenlijk is dat altijd het geval. Christine Macel (curator van het briljante Franse paviljoen 2013 met Anri Sala, zie mijn verslag van 2013) van het Centre Pompidou die deze 57ste aflevering maakte heeft er vage concepten als ‘traditie’, ‘gemeenschap’, ‘aarde’, ‘feminisme’, ‘oneindigheid’ en ‘kleur’ overheen gelegd. Ook ‘dionysisch’ is terug van weggeweest. De vaak onbekende kunstenaars produceren braaf binnen deze thema’s werken die ook wel in antropologische musea getoond hadden kunnen worden. Toch is er op en rond deze Biënnale veel interessants te zien. Ik beperk mij tot hoogtepunten, goed voor een bezoek van drie dagen. Follow me.

Pontormo in het Palazzo Cini in Venetië
In de Giardini doet de bezoeker er goed aan meteen bij binnenkomst in de ochtend naar het Finse paviljoen te gaan. Dit door de beroemde Finse architect Alvar Aalto ontworpen houten gebouwtje pleegt gedurende de dag nogal heet te worden en de getoonde installatie van de in Amsterdam werkzame Nathaniel Mellors (UK 1974) en Erkka Nissinen (Fl 1975) die elkaar van de Rijksakademie kennen trekt veel belangstelling van lang zittend en staand publiek dat zich maar moeilijk kan losmaken van de een uur durende, op verschillende wanden geprojecteerde absurde vertelling (‘The Aalto Natives’). Het vertelt in vier delen de geschiedenis van Finland van zero tot in de toekomst en weer terug. De hand van beide kunstenaars die elkaar goed aanvullen, is goed zichtbaar (Nissinen: half getekende verhalen in dystopische omgevingen die vergezeld gaan van zijn in sonoor

Geb uit de Aalto natives in het Finse paviljoen
Engels met Fins accent voort dreunende toelichtingen; Mellors: absurde koppen en poppen met hoge of heel lage stemmen; de hoofden van beide kunstenaars ontbreken niet in de film). De installatie die het centrale punt vormt wordt door de kunstenaars als volgt omschreven: ‘TWO SUPER-ADVANCED TERRAFORMING ALIENS are standing on the bridge of THE AALTO. These are GEB (egg shaped) and his son ATUM (box-shaped, an ongoing disappointment to his father). They are standing next to banks of CONTROL-PANELS and a large VIDEO MONITOR upon which they can see the waves of the Ocean below.’ Het ei en de vierkante doos schudden en hebben pratende monden en rollende ogen; zij keren in de video, waarvan drie gefragmenteerd geprojecteerd en één in zijn geheel op vier wanden terug. Deze fraaie en perfect werkende installatie is gebouwd op de Rijksakademie. Een dergelijk gezelschap zou eens de geschiedenis van Holland in het Nederlandse paviljoen moeten vertellen.
Vanuit het Finse paviljoen zijn het Amerikaanse en Franse goed te bereiken. In het Amerikaanse is de in Europa weinig getoonde Mark Bradford te zien. In de VS vertegenwoordigd door Hauser & Wirth, dus daar worden al flinke prijzen voor deze zwarte Amerikaan (LA 1961) betaald. De tentoonstelling met de veelzeggende titel ‘Tomorrow is another Day’, toont de gemarginaliseerde positie van veel zwarten in de VS.

Mark Bradford
De spanning van het bestaan in een achtergebleven wijk is voelbaar in de grote bijna abstracte doeken die agressie en bederf uitstralen of een sculptuur van afval, maar het meest nog in de video Niagara 2005, gebaseerd op de gelijknamige technicolor film met Marlyn Monroe uit 1953 waarin ze op de rug gezien een wandeling maakt waarbij zij nauwelijks vooruit lijkt te komen (terug te zien op https://www.youtube.com/watch?v=70KVvC4LzFU). In de 2005 versie zien we een zwarte jongen vertraagd voor ons uit
lopen. Het lijkt of hij stilstaat: morgen is er weer een dag. Het Franse paviljoen is net als in 2013 aan de muziek gewijd. De Merzbau van Kurt Schwitters (het origineel is te zien in

Merzbau in het Franse paviljoen
het museum in Hannover) is vernuftig nagebouwd en er zijn voortdurend muziek performances van allerlei aard. De (geslaagde) opzet is om de ruimtelijke constructie van Schwitters op deze manier muzikaal vorm te geven Over de brug op het eiland hebben het Roemeense, Poolse (Sharon Lockhart) en Oostenrijkse (Erwin Wurm) paviljoen goede presentaties van individuele kunstenaars. Dat is ook het geval in het Spaanse en Belgische paviljoen. Het Spaanse bevat een wervelende presentatie ‘Unete. Join us!’ van Jordi Colomer (Barcelona 1961). Het lijkt wel alsof je over de pleinen van een havenstad dwaalt waar tribunes staan opgesteld waarop je naar alle sociaal-artistieke gebeurtenissen om je heen (geprojecteerd op de muren) kunt kijken, terwijl er een zeewindje door je haren strijkt. De in betekenis met elkaar verbonden scènes zijn gefilmd in de straten van Nashville, Athene en Barcelona. Anders dan in het Nederlandse paviljoen, pakt de energie de toeschouwer meteen. In het Belgisch paviljoen zien we iets heel anders: de donkere fotomontages van Dirk Braeckman ergens tussen een duister 19e eeuws Belgisch

Jordi Colomer
trappenhuis en de mistige kusten van Oostende in.
In het Arsenale viel de zaal met de presentaties van Anri Sala (Albanië 1974) en Gabriel Orozco (Mexico 1962) op, ook door de niet-Europese kunstenaars die er te zien waren.

Hao Liang (China) in het Arsenale in de zaal van Sala
Verderop in het Arsenale komen de landenpresentaties, waarbij het Zuid-Afrikaanse (Mohau Modisakeng, Soweto 1986, en Candice Breitz, Johannesburg 1972) en het Mexicaanse (Carlos Amorales, Mexico 1970) in het bijgebouw en Chili, Kosovo, Georgië en Nieuw-Zeeland in het hoofdgebouw eruit sprongen. Het Zuid-Afrikaanse paviljoen over slavernij en vluchtelingschap heeft veel aandacht gehad in de Nederlandse Pers, Carlos Amorales niet, terwijl hij toch een van de mooiste werken toont die ik van hem heb gezien. De film ‘Life in the folds’ laat een lynchpartij van een immigrantenfamilie zien zoals die in de vroege VS met zwarten plaatsvonden. Het is een poppenspel dat lijkt op figuren uit het Duitse expressionisme (met name Feininger). Er is fluitmuziek bij met stenen Indianenfluitjes zoals je die in allerlei varianten in Zuid-Amerika kunt vinden.

Carlos Amorales in het Mexicaanse paviljoen
Op de tafels in de ruimte zijn er tientallen neergelegd als onderdeel van de installatie. De kunstenaars in de in het hoofdgebouw genoemde paviljoens zijn nog niet zo bekend. Sislej Xhava (Joegoslavië 1970) die de republiek Kosovo representeert heeft niet veel woorden nodig om de ellende op de Balkan en in de Middellandse Zee met vluchtelingen uit te leggen. Hij bouwt een verlaten huisje van wrakhout met een niet functionerende bakeliete telefoon op de vensterbank en het opschrift onder het dak: ‘Lost and Found’.

Het paviljoen van Kosovo
Daartegenover staat een grote houten datsja uit Georgië te lekken (Vajiko Chachkhiani, Georgië 1985) . Het land heeft duidelijk hulp van Poetin nodig. De grote verrassing in het Nieuw-Zeelandse paviljoen helemaal aan het eind is het filmische panorama ‘Emmissaries’ van Lisa Reihana (Auckland 1964). Het is een echte ‘rolprent’, gebaseerd op een beroemd behang van de Franse schilder Charvet (‘Les sauvages de la Mer Pacifique 1804-1805’, ook bekend

Behang van Charvet
als ‘Cooke’s voyages’) dat de koloniale wereld in de Pacific van het begin van de 19e eeuw verbeeldt. Dit behang was met name in de VS populair in de Georgian huizen in de vroege federale periode. Daarin projecteert ze met gespeelde scènes van acteurs de exploraties van beroemde ontdekkers in het gebied en tenslotte ook de moord op Cooke in Hawaï. Langzaam rolt dit verhaal van historisch-koloniale interventies langs de toeschouwer, zoals Kentridge dat vorig jaar met een getekende rolprent in het Eye Institute in Amsterdam heeft gedaan.

Lisa Reihana
In de stad trekken de dicht bij elkaar gelegen (Campo S. Stefano) paviljoens van Cuba en Irak de aandacht. De Cubaanse presentatie is ondergebracht in het fraaie palazzo Loredan waar de Venetiaanse Academie van Wetenschappen is gevestigd. Het bevat een oude bibliotheek en een hal vol borstbeelden van geleerden en kunstenaars uit de Veneto. Ieder werk dat in deze historische setting wordt getoond legt een schrijnende situatie in Cuba

Cubaans internet
bloot zonder pathetisch te worden. Je moet misschien in Cuba met de censuur op internet zijn geconfronteerd om de grote schoonheid van het bamboe schermpje met de titel ‘Cubaans internet’ te kunnen appreciëren. Maar voor de mini-altaartjes op rij waarin de zwarte jongen in vervoering opkijkt naar Maria voor de redding van zijn ziel is dat niet nodig. Of is het niet bekend dat Castro en zijn mannen blank waren en dat het katholieke geloof is gebruikt om de bevolking een waanvoorstelling over de revolutie voor te schotelen? Irak was de afgelopen jaren
sterk vertegenwoordigd (zie mijn twee vorige verslagen). Nu maakt het in een archiefruimte de balans op van de archeologische vernietigingen die er in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Een Amerikaans nieuwsfilmpje uit de jaren vijftig verstopt in een archieflaadje maakt duidelijk dat de Amerikanen zijn begonnen met de opgravingen van een cultuur die zij mede door de interventies van Bush’s heilige oorlog in de afgelopen jaren hebben helpen vernietigen.
Voor wie tijd heeft is het weer eens bezoeken van de San Giorgio van de renaissance-architect Palladio de moeite waard omdat de Italiaanse Michelangelo Pistoletto (Biella

Pistoletto in de San Gorgio
1933) een atrium van spiegels in deze kerk heeft gemaakt waarin de prachtige maatvoering ervan wordt weerspiegeld. Een ander uitstapje gaat naar het Zattere, goed te combineren met een lunch op een van de terrassen aan de kade, is de in een Oriëntaals Paleis ingerichte interessante tentoonstelling in het op een vorige biënnale gestichte Antarctic Pavillion (een Anartica biënnale binnen de Venetiaanse) van een groot aantal kunstenaars (o.a. de Frans-Marokkaanse Yto Barrada).
En dan moet het belangrijkste nog komen! Nee, niet Damien Hirst, maar de tentoonstelling ‘Philip Guston and the Poets’ in de Academia en ‘The Boat is leaking. The Captain lied.’ in de Fondazione Prada. De eerste tentoonstelling legt de klassiek Italiaanse wortels van de schilder, die in 1948 een tijd in

Zo zag Guston Piero della Francesca
Rome werkte, bloot (Giovanni Bellini en vooral Piero della Francesca waarover hij ooit een essay over de onmogelijkheid van het schilderen schreef). Maar daarna verduidelijkt zijn relatie met de zwarte poëzie van onder meer Eliot veel over zijn merkwaardige gang in de schilderkunst van klassiek, via het Amerikaanse abstract expressionisme en vogue in jaren vijftig en zestig, naar wat figuurlijk de zelfkant van het schilderen en het schilderij is in de gewelddadige democratie die de VS altijd is geweest. Aan de kant van de observator ligt de schilder op een symbolisch doodsbed door het schijnsel van een peertje verlicht, die nauwelijks over de horizon naar buiten kan kijken, en aan de kant van de toeschouwer (daarbuiten) lopen Ku-Klux-Klanachtige mannetjes rond of zitten die kleine landschapjes te schilderen. Er is letterlijk een doodsbed dat hij schilderde na een hartaanval. Het is gebaseerd op de sombere Four Quartets van Eliot dat eindigt met ‘In my end is my beginning’, maar dat ook een couplet bevat als: ‘The wounded surgeon plies the steel/That

Guston en The Four Quartets van Eliot
questions the distempered part/Beneath the bleeding hands we feel/That sharp compassion of the healer’s hart/ Resolving the enigma of the fever.’ En in datzelfde deel de regel die op Trump zou kunnen slaan: ‘The whole earth is our hospital endowed by the ruined millionaire.’ Er zijn verwijzing naar de Italiaanse dichter Eugenio Montale in wiens gedichten wij in het bloedhete landschap ‘Op de gebarsten grond of in de wikke de rijen rode mieren observeren’, die we ook dikwijls op Guston’s schilderijen zien lopen. En dan is er natuurlijk Yeats (Diens ‘Who dreamed that beauty passes like a dream?’, zou op één van die vele in de nacht wakende mannetjes van de schilder kunnen slaan). Wie van deze letterlijk adembenemende tentoonstelling komt, kan in een grote zaal in de Academia nog de schitterende gerestaureerde schilderijen van Jeroen Bosch in het bezit van het museum bewonderen, zonder te worden plat getrapt door de drommen op de Den Bosch tentoonstelling, en daarna naar de Mark Tobey tentoonstelling bij Peggy Guggenheim of Damien Hearst in de Punta del Dogana gaan. Onderweg is dan een bezoek aan het Palazzo Cini de moeite waard, waar prachtige fotomontages van de Braziliaanse kunstenaar Vik Muniz (São Paulo 1961) hangen. Het zijn met duizenden fotofragmenten gereconstrueerde landschappen van de Franse 18e eeuwse ruïneschilder Hubert Robert (de elite van het ancien régime in Rusland was er dol op). Het toont daardoor het digitale tijdperk als de grote beeldruïne die het in feite is! Het in 2016 heropende paleis is trouwens op zich de moeite waard omdat het de bijzondere collectie van de verzamelaar Vittorio Cini bevat, o.a. een meesterwerk van Pontormo (zie openingsafbeelding).
En dan dus de onvergetelijke tentoonstelling ‘The Boat is leaking. The Captain lied.’ in de Fondazione Prada ( gevestigd in één van de mooiste paleizen van Venetië, Ca’ Corner della Regina uit 1728, vaporetto S. Stae). Drie al oudere Duitse kunstenaars hebben hier een onvergetelijk Gesamtkunstwerk gemaakt waar je wel een hele dag zou kunnen doorbrengen. Het zijn Thomas Demand (München 1974), Alexander Kluge (Halberstadt 1923) en Anna Viebrock (Keulen 1951). Viebrock is decorbouwer van toneel en opera en zij heeft in het paleis één groot toneel/opera decor van drie verdiepingen gebouwd met ruimten die door deuren van elkaar worden gescheiden die doen denken aan die in Stasiekantoren, maar ook weer passen in de koele kantoormaquettes die Demand al jaren fotografeert en die thematisch door de tentoonstelling terugkeren. Soms gebruikt ze ook fragmenten van decors uit bekende toneelvoorstellingen of inrichtingen van bestaande musea. Kluge is één van de pioniers van de nieuwe Duitse Cinema die zich in de jaren zestig manifesteerde. Hij toont in het hele gebouw filmfragmenten uit oude speel- en nieuwsfilms, maar soms ook fragmenten uit eerder door hem gemaakte installaties. Er is een oud bioscoopje ingericht waar ze op groot scherm zijn te zien, maar ze keren in allerlei formats terug. Er is een zaaltje waar alleen oude filmfragmenten uit de Eerste Wereldoorlog op een witte muur worden vertoond. In een ander geheel gestripte zaal kunnen we op een afbladderende muur filmfragmenten van heldenopera’s zien begeleid door krakerige koffergrammafoonmuziek. Eén zaal is een kopie van een zaaltje uit het Hamburger Bahnhof Museum waar schilderijen hangen van een onbekende 19e eeuwse

Angelo Morbello schilderij

Het ruimtelijk gereconstrueerde schilderij
Italiaanse sociaal-realist Angelo Morbelli met onder andere het schilderij van een revolutionaire vergadering in een zaal met koorbanken en een grote potkachel. Loop je door de deur in de zaal daarnaast dan is het decor van dat schilderij gereconstrueerd en kun je op de houten banken op kleine schermpjes naar Kluge’s filmfragmenten kijken. Gaan we weer zo’n deur door staan we in een oud zaaltje van het 19e eeuwse Brusselse Paleis van Justitie waar geluidsbanden afgedraaid worden van processen over schadevergoeding voor geroofd Joods bezit.
De makers en de curator (Udo Kittelmann) hebben van de 19e en vroeg 20ste eeuw Europese geschiedenis met Duitsland in het centrum een totaal spektakel gemaakt dat een nieuwe eenheid is geworden van opera/film/geluidsopnamen/fotografie/toneel. De bezoeker bevindt zich op het vlot van Medusa van Gericault dat bijna omslaat maar de politiek leiders alsmaar roepen dat er ‘niets aan de handa’ is om met Gerard Reve te spreken. En dat in de statige koele ruimte van dit 18e eeuwse palazzo van de familie Corner. De Duitse curator Szeemann heeft zoiets wel eens op een Dokumenta geprobeerd, maar deze in Venetië is niet te evenaren. Het Duitse weekblad Die Zeit dat terecht niets van het Duitse paviljoen in de Giardini moest hebben, vond terecht (1-6-17, p. 43) dat de prijs voor de Biënnale formeel niet naar deze ‘buiten’ presentatie toe kon gaan, maar daar materieel wel thuis had gehoord.
Een bezoek aan Venetië is dit keer dus zeer de moeite waard, mits de hoofdtentoonstellingen van de Biënnale selectief worden benaderd en prachtige tentoonstellingen in de stad niet worden overgeslagen.

De Aalto Aliens