Nog tot 17 juli zijn in Parijs de tentoonstellingen van Rousseau in musée Orsay en over Apollinaire in musée Orangerie te zien. Beide zijn aanraders. Rousseau wordt voor het eerst getoond in combinatie met tijdgenoten. De dichter Apollinaire was met zijn beeldende kunstkronieken de vertolker van de nieuwe generatie schilders in de artistiek onstuimige periode in het Parijs van 1885-1910. Hij werd ook de pleitbezorger van de relatieve buitenstaander Rousseau. Veel van de door hem in zijn kronieken besproken werken zijn in de tentoonstelling te zien. Rousseau, die ouder was dan de aanstormende generatie van Picasso, was een relatieve buitenstaander die toch door zijn collega’s werd ‘gezien’. Op de dag na Brexit stonden we voor het doek uit 1907 dat Rousseau’s ideaal van de vreedzame wereldrepubliek uitbeeldt. Het heeft de lange titel ‘Les réprésentants des puissances étrangères venant saluer la République en signe de paix.’

Les Répresentants
Het heeft eigenlijk alle kenmerken die de schilderijen van Rousseau zo bijzonder maken, juist door de niet kloppende schilderkunstige details. Rousseau schildert maar gedeeltelijk volgens perspectief. Mensen en dingen zijn bij hem geordend naar hun psychologische belang. Links op het podium staat Marianne met de phrygische muts; zij is de grootste figuur op het podium. Ze houdt het vredessymbool van de olijftak boven de hoofden van zes Franse presidenten en houdt met haar rechter arm een schild tegen haar lichaam waar op te lezen valt: ‘Union des Peuples’. Omdat de ‘s’ van ‘peuples’ er niet op paste, staat die onder ‘peuple’. Naast de presidenten staan bevroren in beeld de ‘bevriende staatshoofden’. Links achter Marianne Tsaar Nicolaas II, rechts naast de Franse presidenten kunnen we onderscheiden de Oostenrijkse keizer Frans-Jozef, de Duitse keizer Wilhelm II, enige Europese koningen waaronder naast de Perzische vorst met de puntmuts helemaal rechts de wat klein uitgevallen Victor Emanuel II van Italië. Uiterst rechts op het podium staan de Franse koloniën. De vlaggen van de grote mogendheden op het baldakijn zijn iets te groot, de vlaggetjes in de ramen van de huizen (bijna allemaal Frans, een enkele Italiaanse daartussen) kloppen ook niet helemaal. Hoewel het volgens de vlaggen op het baldakijn stevig waait hangt de punt van het zeil met de gouden tres geïmmobiliseerd naar beneden. Tussen het podium en de huizenrij zweeft het standbeeld van de humanist Etienne Dolet dat op de Place Maubert in Parijs staat waaromheen wat groot uitgevallen kinderen van de wereldbevolking (we onderscheiden twee Chinezen met lange staarten) een vredesdansje maken. Voor Marianne staat een klein misvormd grimmig leeuwtje ons aan te kijken en op de ten opzichte van de reuzen op het podium wel heel kleine vazen zijn verticaal in goud de kernwaarden van de republiek geschilderd: Paix, Travail, Liberté en Fraternité. Bij Rousseau is altijd de natuur heftig aanwezig, hier in de grote blauwe hemel met de langs drijvende wolken. Technisch is het dus een niet goed geschilderd schilderij, maar iconisch zit het zo in elkaar dat je het, als je het een keer hebt gezien, nooit meer zult vergeten.

Les Pecheurs
Rousseau had bijnaam ‘de douanier’ die hem was gegeven aangenomen, maar eigenlijk was hij inner van tolgelden van de rivieren. Er zijn veel schilderijen van lege kaden, zoals dat van de vissers tegen de achtergrond van een bos, een fabriek en een vliegtuig.
Als altijd bij Rousseau: het verlaten paradijs op de achtergrond en de moderne burgerlijke wereld waarin wij leven op de voorgrond, voor- en achtergrond dan in de tijd en niet in de ruimte gedacht. Dat is ook goed te zien bij de familie in het door een paard getrokken karretje dat stilstaat voor het nemen van de groepsfoto (Rousseau schilderde vaak van de foto). Eigenlijk zien we hier verschillende graden van meer of minder geordende natuur die de keurige burgerlijke familie in het karretje omgeeft: de wilde wolkenlucht, het aangeharkte park en de dieren in de verschillende fasen van domesticatie. Paard voor de kar en hond onder de kar zijn gehoorzaam aan de mens onderworpen en ook proportioneel van dezelfde grootte als de mens. Voor de kar loopt een hondje, in de verhoudingen zo groot als een mier, zijn eigen weg te gaan en te midden van de familie in de kar zit een gevaarlijk duiveltje dat bij nader inzien een soort terriër blijkt te zijn.

Familiefoto
Op andere schilderijen staan de mensen al bijna in het ondoordringbare woud zoals die groepsfoto van de artilleurs, allemaal met een iets andere snor en koppel, als om de kleine variaties op de regelmaat in de natuur te benadrukken.

Les Artilleurs
Op zijn latere schilderijen bevinden we ons midden in de gedroomde jungle waar leeuwen en tijgers onschuldige viervoeters in eenzaamheid verslinden terwijl andere dieren hun beurt afwachten, alle meestal geschilderd naar het model van de opgezette dieren in het zoölogisch museum in de Jardin des Plantes in Parijs.
Rousseau had een eigenaardige relatie met zijn medekunstenaars in het wilde Parijs van die tijd. Ze haalden geintjes met de in hun ogen oude man uit die dikwijls tegen deze modernen zei dat zij ouderwets waren en hij de schilder van de toekomst. Maar zij sloten hem ook in hun artistieke hart. Op de tentoonstelling hangt het bekende ‘Le mécanicien’ van Fernand Léger waarop je kunt zien dat de rechterhand met de sigaret zo uit het portret van Pierre Loti van Rousseau komt. In het ‘burgerlijke’ milieu waarin hij verkeerde werd hij ook niet voor vol aangezien. De Parijse kunsthandelaar Ambroise Vollard die hem begon te kopen vertelt in zijn memoires dat Rousseau eens een meters groot doek met grote moeite door de wind buiten zijn winkel in loodste. Buiten adem vroeg hij wat Vollard ervan vond. ‘Dat is voor het Louvre’ riep deze. ‘Kunt u mij niet een certificaat geven waarin staat dat ik vooruit ga?’vroeg de schilder. Toen Vollard vroeg waarom, zei hij dat hij dat aan de schoonfamilie van zijn aanstaande tweede echtgenote kon tonen. Ze vonden hem maar een armoedzaaier. Vreemd? Ook vandaag hangt de kunsthandel van dit soort certificaten aan elkaar.

Le mécanicien van Léger

Pierre Loti
Geraadpleegde literatuur:
Apollinaire, Chroniques d’art 1902-1918, Parijs: Gallimard (Folio) 1968
Ambroise Vollard, Souvenirs d’un Marchand de Tableaux, Parijs: Éditions Albin Michel1937
Roger Shattuck, The Banquet Years, New York: Vintage Books 1968
Le Douanier Rousseau, L’innocence archaïque, Connaissance d’Arts (hors série) 2016