Het Rijksmuseum en de gele smartlappen van Alain de Botton

De Britse filosoof Alain de Botton heeft van het Rijksmuseum de opdracht gekregen om zijn persoonlijke ontboezemingen bij de Nederlandse 17e eeuwse schilderijen in het museum in teksten te verwerken die bij de schilderijen kunnen worden opgehangen. Dat is gedaan in grote gele vellen die hier en daar tussen de schilderijen hangen. De Botton is geliefd bij het publiek als emotiefilosoof. Hij heeft voor al deze teksten ’de kwaal (sickness)’ als thema gekozen. De gedachte is kennelijk dat kunst genezend werkt op kwalen. Wij vinden troost en genezing bij kunst. Het is niet niks. Omdat het dus over gedeelde en op te heffen smart gaat heb ik deze gele vellen van De Botton ‘de gele smartlappen’ genoemd.

Rijks Botton 1

Het initiatief van het Rijks past in de trend van het cultureel populisme dat in Nederland om zich heen grijpt. In serieuze buitenlandse musea heb ik het nog niet mogen opmerken, maar in Nederland begint het door te zetten. Maar wat niet is kan nog komen. Nederland is van het gidsland voor Vrijheid en Verlichting dat het in de vorige eeuw was, een gidsland voor populisme geworden. Dus wie weet.

De trend zou ik als volgt willen omschrijven. Neem een publiek bekend persoon. Laat deze vrij in het openbaar associëren zonder noemenswaardige kennis van zaken over het te aanschouwen werk, liefst op basis van voor iedereen in het mediatijdperk herkenbare gevoelens en opwellingen, en zet deze in de plaats van de aanschouwing van het kunstwerk. Het publiek heeft daarmee een alledaags en tegelijkertijd beroemd kader om de kunstervaring in te plaatsen. De museale context is eigenlijk ons ‘eigen leven’. We hebben het gezien met de Malevitsj tentoonstelling in het Stedelijk (zie mijn blog ‘De verkleutering van Malevitsj van 4 november 2013), met de oprispingen van Nico Dijkshoorn in het Kröller Muller en de zomerophangingen van amateurs naast beroemde kunst in het Gemeentemuseum in den Haag.

In deze populistische vlucht naar voren wordt het kunsthistorische referentiekader weliswaar niet helemaal over boord gezet (er blijven hier en daar kunsthistorische toelichtingen op zaal beschikbaar), maar toch wel ondergeschikt gemaakt aan de alledaagse en banale gevoelens die door de kunst naar een hoger niveau worden getild. Het publiek denkt: eigenlijk ben ik net zo bijzonder als de kunst die ik zie.

Geleidelijk aan voltrekt zich een omwenteling der waarden, waarbij de cultuurhistorische waarden (elitair, bah!) plaats moeten maken voor een heel ander waardenstelsel dat gebaseerd is op de rolmodellen van uit de media bekende personen. Het maken van ‘selfies’ naast beroemde werken past in dezelfde trend (zie mijn blog  over de Disneyficatie).

Vrouw bij de linnenkast

Vrouw bij de linnenkast

Laten we eens kijken wat dat bij De Botton oplevert. Ik neem het voorbeeld van de Pieter de Hoogh smartlap.  Hij hangt naast het schilderij van de vrouw bij de linnenkast. De kwaal die hier wordt gelenigd is ‘Mijn werk is zo’n sleur. Ik wil op de tv komen.’ De toelichting begint met de zin: ‘Soms is het lastig om tijdens je dagelijkse beslommeringen en in je eigen omgeving iets moois en belangwekkends te ontdekken. ‘ Het neuzelt nog wat door over onze banale omgeving en komt dan to the point: ‘De linnenkast … staat voor saai en banaal, sexy is hij ook al niet…Konden we maar net als De Hoogh de waarde van onze dagelijkse routine herkennen, dan zouden we van heel wat lasten verlost worden…Het schilderij is klein in een grote en luidruchtige wereld…Blijkbaar weten we diep vanbinnen dat De Hoogh iets belangrijks heeft gezien.’

Dus die mevrouw uit de provincie met haar museumjaarkaart op zoek naar kunst, krijgt van de directie van het Rijks te horen: ‘Wij hebben u in de gaten mevrouwtje, u denkt dat u voor kunst komt, maar wij weten wel beter: u wil beroemd worden op de tv terwijl u dat niet bent, en daar hebben wij een oplossing voor. U moet begrijpen dat U in uw banale omgeving eigenlijk een De Hooghje bent. Wij leveren een therapie voor uw probleem. Wij verlossen U van uw onvervulbare verlangen een tv ster te worden.’

In deze benadering blijft het werk van De Hoogh buiten de belevingswereld van de toeschouwer een gesloten traject. Het wonderbaarlijke spel met tijd, leeftijd en ruimte en nog veel meer dat in deze schilderijen besloten ligt blijft voor de mevrouw met de museumkaart uit de provincie een gesloten boek. Waarom zou zij dat niet hebben gezocht? Is het niet een vernederende interpretatie van de bedoelingen van haar museumbezoek dat de vrouw bij de linnenkast zou dromen om eens Simone Kleinsma op de tv te zijn? Had ze niet juist iets willen horen over die wonderlijke interpretatie van de wereld van Pieter de Hoogh waarmee hij het levensgevoel van die fase van de 17e eeuwse republiek symboliseert?

In de eregalerij is even de De samenzwering van Claudius Civilis van Rembrandt uit

Claudius Civilis in 2014 op bezoek bij het Rijks

Zweden op bezoek. De bruikleen is van na De Botton’s smartlappen, dus hij kon er niets over zeggen. Het is een bijzonder bezoek van een bijzonder schilderij. Deze door Rembrandt geschilderde Batavenopstand mocht niet op het Stadhuis op de Dam hangen. We zien ruwe mannen met zwaarden in kaarslicht aan tafel een monsterverbod bezegelen. De toelichting van het museum vertelt dat Rembrandt het na de weigering in stukken heeft gezaagd en op de markt heeft verkocht. We hadden eigenlijk graag willen weten waarom de vroede vaderen van Amsterdam de Batavieren niet als symbool van hun vrijheid wilden ophangen. Daarover vertelt de toelichting niets. De Botton zou waarschijnlijk hebben verteld dat de kaarsen in het paleis dreigden op te raken en dat het daarom niet in het paleis kon hangen.

 

Dit bericht is geplaatst in Essays. Bookmark de permalink.