1914, de tentoonstelling in Bonn (tot 23 februari 2014)

Eind van ieder jaar publiceren kunstcritici lijstjes waarop zij vermelden wat de beste tentoonstellingen van het jaar zijn geweest. Die lijstjes maken altijd een nogal willekeurige indruk. Criteria voor selectie worden niet vermeld. Deze tentoonstelling die in november vorig jaar startte stond er niet op en toch mag het wel een van de bijzonderste tentoonstellingen van 2013 worden genoemd, die in een jaaroverzicht en de WO I herdenkingsartikelen over 1914 waarmee de media het jaar 2014 openden niet had mogen ontbreken.

Raoul Dufy

Raoul Dufy

In de geschiedenis van de avant-garde aan het begin van de twintigste eeuw is 1914 een voetnoot die een breuk in de vormentaal markeert. Deze tentoonstelling stelt het begin van de oorlog centraal. Zij begint met de merkwaardige nationalistische euforie te schetsen waarmee Europa in 1914 ten aanval ging. De Australische historicus Clark laat zien dat de moord op aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo een gebeurtenis was die het hele wankele evenwicht van  de Europese machtsverhoudingen in een langzame lawine omzette. Hij noemt het een symbolische gebeurtenis die vergelijkbaar is met 9/11. De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig beschrijft in zijn boek Die Welt von Gestern hoe Oostenrijk op een mooie zomerdag kennis neemt van de moord op de aartshertog. Overheersend was een gevoel van opluchting dat men van deze impopulaire troonopvolger van keizer Franz Joseph was verlost. Niemand dacht aan oorlog. Pas een paar dagen later begonnen de kranten belligerente taal uit te slaan.

Deze gruwelijke catastrofe begon in alle landen met hetzelfde montere optimisme van de vernieuwing. Als in Oostenrijk na de moord de oorlogsverklaring bekend wordt en de mannelijke bevolking onder de wapenen moet, neemt Zweig een euforie waar, een gevoel van bevrijding: ‘ Ieder individu beleefde een verheffing van zijn ik, hij was niet de geïsoleerde mens van vroeger, hij was deel geworden van een massa, hij was lid van een Volk, en zijn persoon, zijn anders onopgemerkte persoon had een levensvervulling gekregen. De kleine postbeambte.., de secretaris.. zij hadden plotseling een romantische mogelijkheid in hun leven gekregen: zij konden held worden…’ Thomas Mann sprak in zijn essay uit 1914 ‘Gedanken im Kriege’ met instemming van de dappere soldaat die in een krant ‘Seine Kraftgesang mit den Aufruf began: “Ich fühle mich wie neu geboren!”‘ Oorlog was volgens hem ‘Kultur’  waarin reiniging en bevrijding werden beleefd en een ongekende hoop begon te gloren. De kathedraal van Reims stond voor de inferieure Franse ‘Zivilization’  die best door Duitse kanonnen beschoten kon worden. De Canadese historicus Modris Eksteins laat zijn studie over de oorlog in Frankrijk beginnen met de tumultueuze Parijse première op 29 mei 1913 van Le Sacre du Printemps van Stravinsky waarin het thema wedergeboorte centraal staat. Maar die modernistische wedergeboorte was menigeen ook een gruwel. In Engeland zou men wel eens gaan afrekenen met de Duitse Cultuur, met name het in de Engelse musea getoonde Duitse expressionisme dat werd aangeduid als ‘Hottentot’ kunst (dat was een voorloper van de woede over ‘ Entartete Kunst’ in Duitsland in de jaren dertig).

En iedereen ging er van uit dat men na dit louterende bad van vernieuwing weer spoedig  (Kerstmis 1914) thuis zou zijn. Graves beschrijft in zijn autobiografische notities hoe de Engelse officieren dachten dat ze een leuke picknick in de Ardennen zouden hebben en dan weer naar huis zouden gaan.

Wij hebben in de boekjes over moderne kunst geleerd dat de Fauvisten vlaggen en parades gingen schilderen om kleur en beweging uit te drukken Op deze tentoonstelling  zie je hoezeer die vlaggenschilderijen van de Franse Fauves nationalistische oorlogstaal waren en hoe de aanbidding van beweging door de Italiaanse Futuristen het oorlogsgedruis aankondigde. Dufy maakte soldatenplaatjes van de Westerse geallieerden. Malevitsj liet zich indie tijd door volkskunst inspireren en gebruikte het voor anti-Duitse propaganda. Die prenten hingen ook in de tentoonstelling in het Stedelijk, maar krijgen hier de juiste context.

Als de kunstenaars verder in het krijgsrumoer verzeild raken blijft het nog een tijdje leuk. De kleurpatronen die de Franse schilders om artistieke redenen ontworpen blijken ook goed inzetbaar voor

Duitse fauvistische helm
Duitse fauvistische helm

 

camouflagetechnieken. Toen er boven Parijs een oorlogsvliegtuig in camouflagekleuren verscheen, wees Picasso vanuit zijn atelier naar de lucht en riep hij uit: ‘Maar dat is onze kunst’. Léger kon het geliefde motief van de kaartspelers met zijn kubistische techniek verfraaien door er kaartende soldaten van te maken (schilderij uit het Kröller Muller dat in deze tentoonstelling een nieuwe dimensie krijgt).

Maar allengs werd de werkelijkheid een sinister schouwspel van dood en verderf. Léger merkt op dat zijn kubisme op houthakken begint te lijken: menselijke lichamen die in cilinders van verschillende

Frans Masereel
Frans Masereel

 

diameter worden ontbonden. Kirchner vertaalt het in een zwart sprookje in een houtsnede serie (misschien wel het beste dat ik ooit van hem zag). Otto Dix maakt een zelfportret als schietschijf. Maar er zijn natuurlijk ook veel aangrijpende loopgraven, slagvelden en lazaret afbeeldingen.

Na de oorlog (In 1918, een beetje later dan kerstmis 1914), is van de vooroorlogse avant-gardes niets meer over. Wat resteert is het dadaïsme: tegen alles. Het is een kindertaal,  te vergelijken met de Cobrabeweging van na de Tweede Wereldoorlog.

Kirchner

Kirchner

In de tentoonstelling is een smalle gang ingericht met foto’s van de kunstenaars in hun oorlogstijd. Er is er een die op mij de meeste indruk maakte. Het is de laatste foto die van de jonge Duitse kunstenaar August Macke is gemaakt. Je ziet hem op de rug als hij weg loopt in een bezet dorp. Het moet ergens in september 1914 zijn geweest. Hij was 27 jaar oud. Kort daarna vond hij de dood in een loopgraaf. Macke behoorde tot een van de begaafdste kunstenaars van zijn generatie.

 

foto386

August Macke 1914

Geraadpleegde literatuur

1914 Die Avantgarden im Kampf, Bonn: Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland GmbH 2013.

Christopher Clark. The Sleepwalkers, How Europe went to war in 1914, London: Penguin Books 2013

Modris Ekstein, Rites of Spring, The Great War and the Birth of the Modern Age, New York, Doubleday 1989.

Robert Graves, Goodbye to All That, London: Penguin Books 1960

Samuel Hynes, A War imagined, The First World war and English Culture, London: The Boldley Had 1990

Thomas Mann, ‘Gedanke im Kriege’, in: Frühlingssturm, Essays Band 1 (1893-1918), Frankfurt am Main: Fischer Taschenbuch Verlag 1993, p. 188-205.

Stefan Zweig, Die Welt von Gestern, Erinnerungen eines Europäers, Bermann-Fischer Verlag 1946

Jan Grosfeld (Stichting Kunst en Complex Rotterdam) schrijft op 28 januari 2014:

Beste Egbert,

Heb je blog over de tentoonstelling in Bonn met veel belangstelling gelezen.

Zelf heb ik 1914, Die Avantgarden im Kampf  bezocht in de dagen tussen kerstmis en de jaarwisseling en was, net als jij, erg onder de indruk.

Zozeer zelfs dat ik Rein Wolfs, – de directeur van de Bundeskunsthalle -, er een persoonlijke mail over heb gestuurd.

Een prachtig ingerichte en contextueel goed uitgelichte tentoonstelling, met relatief nogal wat werken, – waaronder Ernst Ludwig Kirchner’s, Selbstbildnis als Soldat -, 1915 die ik niet eerder in werkelijkheid heb gezien. 

Dix

Otto Dix Zelfportret als Mars

Naast de fascinatie en ontroering, gebonden aan een goede presentatie, zijn er natuurlijk ook altijd “de momenten”. In dat verband was ik bijzonder onder de indruk van Otto Dix’,  Self-portrait as Mars (Selbstbildnis mit Artillerie-Helm) (1915) en een bescheiden, maar prachtig z/w werkje op papier in dezelfde zaal, ook van Otto Dix. Daarnaast erg gegrepen door de Beckmanns en veel andere schilders uit die periode.

 

Dit bericht is geplaatst in Recensies. Bookmark de permalink.