In het Stedelijk Museum te Amsterdam is na de coronasluiting nog tot 23 augustus de tentoonstelling van Nam June Paik (1932-2006) te zien. De laatste grote tentoonstelling was die in 2000 in het Guggenheimmuseum in New York. Toen kon hij al geen nieuw werk meer maken, omdat hij door een hersenbloeding in 1997 verlamd was geraakt.

Paik kwam als Koreaan in Europa en de VS. Zijn kunst is een confrontatie tussen zijn Aziatische wereldbeeld en de eind jaren vijftig op gang komende ‘anti-kunst’ bewegingen met happenings, kunsten overschrijdende performances en nieuwe muziek. Leidende figuren waren de Litauer George Macunias (de stichter van de Fluxusbeweging), de Duitse beeldende kunstenaar Joseph Beuys, de Duitse ‘elektronische’ componist Stockhausen, de Amerikaanse experimentele componist John Cage, de Japanse muziekperformer Yoko Ono (de latere echtgenote van John Lennon), de Amerikaanse performance celliste Charlotte Moorman, de Oostenrijkse experimentele filmer Peter Kubelka. Verder terug in de tijd zijn de voorbeelden van deze ‘bewegingen’ het dadaïsme en het surrealisme (vooral de film ‘Le chien Andalou’ van de Spanjaarden Buñuel en Dali). Paik is weer een voorbeeld voor de iets latere Bruce Nauman (1941). Het meest opvallende aspect van zijn kunst was zijn confrontatie met eind jaren vijftig opkomende elektronica en televisie. Het televisieapparaat en de robot zijn de iconen van zijn kunst. Het bekendst is zijn Boeddha die zichzelf door een op hem gerichte televisiecamera op een televisie bekijkt. Het werk (verworven door het Stedelijk) is uit 1974 (zie de eerste afbeelding). Later heeft hij het nog een keer gedaan met de Penseur van Rodin (nu in de Vuitton collectie).

In 1964 bouwde hij zijn beroemde robot, Robot-K-456., ook te zien op de tentoonstelling.

Deze robot heeft hij in 1982 bij een performance op straat voor het Whitney museum in New York laten sneuvelen in een botsing met een taxi. Hij verklaarde toen tegenover de pers dat dit ongeluk de catastrofe van de technologie in de twintigste eeuw verbeeldde. De les die we er uit zouden moeten trekken is dat wij geleidelijk met technologie moeten leren omgaan. Twintig jaar later is de performance overgedaan. Paik, die nog wel kon worden geïnterviewd, herhaalde toen zijn les dat wij moesten leren om de technologie te beheersen. De actualiteit van dit kunstwerk wordt in de tentoonstelling helaas niet uitgelicht.

Veel van de attributen (zoals stukgeslagen piano’s) en de beelden (videofragmenten) van de muziekperformances zijn op de tentoonstelling te zien. De spectaculairste zijn wel de cellosolo’s van Charlotte Moorman, gekleed in haar beroemde televisie bh.

Paik heeft ook veel gedaan aan de televisie als sociaal fenomeen, hoe het ingreep in het dagelijks leven, zoals nu de WhatsApp op de smartphone. Er zijn specimina van te zien. Dat is enerzijds het televisiebeeld. Het presidentschap van Nixon is daar onverbrekelijk mee verbonden.

De andere kant is de televisie als ding in de huiskamer waar de bewoners voor gaan zitten. Paik romantiseert het als voorwerp, bijvoorbeeld door er bloemen in een park van te maken, een beroemde installatie waar de tentoonstelling mee opent.

Hij gaat niet in op de grote gedragsverandering. Er is een vroeg werk van Bill Viola uit 1984 dat deze transformatie van de huiskamer toont. Het was in 2019 te zien op de Stads Triënnale in Hasselt ’50 years of screen culture’.

Maar toepasselijker zou zijn geweest om de ‘Invisible cinema’ van Peter Kubelka uit 1974 te tonen. Dat is een echte coronabioscoop. Kubelka noemde het een ‘viewing machine’. In de periode van 1970-1974 heeft deze machine die plaats verschafte aan 90 toeschouwers opgesloten in kleine toeschouwershokjes echt bestaan. Het ziet er naar uit dat hij zal moeten worden herbouwd. Alleen dan wel zo dat je de films kan zien, want Kubelka wilde de bioscoopbezoeker juist opsluiten in zijn toeschouwershokje, zoals Viola de televisiekijker met een blik in de verte op de huiskamerbank neer zet. Maar als leerschool hoe met de technologie om te gaan kunnen we nu misschien de stap maken dat de toeschouwer in hokjes in een zaal naar de film kan kijken. De bioscooptheaters hebben zich toch al opgesplitst in een verzameling kleine zaaltjes. Het is de volgende stap in het 1.5 meter tijdperk.

Geraadpleegde literatuur:
The worlds of Nam June Paik, New York: Solomon R. Guggenheim Foundation 2000.
Thomas Kellein, Der Traum von Fluxus, George Macunias, Eine Kunstler biografie
’50 years of screen culture’, Hasselt: Stadstriënnale 2019