De komende maanden exposeert de fotografe Martine Stig in de kunstruimte van de Nederlandse Bank aan het Frederiksplein in Amsterdam (voor bezoek op werkdagen zie http://www.dnb.nl/over-dnb/kunstcollectie/expositieprogramma/index.jsp). Bij de opening van de tentoonstelling eind januari sprak ik de volgende tekst uit.
Eén van mijn favoriete Godardfilms is Alphaville, een zogenaamde science fiction film uit 1965, de negende die hij heeft gemaakt. Een speciale attractie van de film is dat de geheime agent in de hoofdrol gespeeld wordt door Eddie Contantine, op dat moment al vergeten als de held Lemmy Caution, de FBI agent die in gelijknamige gangster films in de
jaren vijftig speelde. Deze gooi-en-smijt films verslond ik in mijn schooltijd in Amsterdam als ik met mijn vriend op maandagmiddag huiswerk ging maken in de bioscoop. Hij zei aan zijn moeder dat hij bij mij huiswerk ging maken en ik zei aan mijn moeder dat ik bij hem huiswerk ging maken. Eddie Constantine was door Godard ingezet om als de perfecte B-film acteur de B-film conventies waar de film zich precies aan houdt te bewaken. Hij is ook weer geheim agent. In deze pseudo zoveelste aflevering van Lemmie Caution wordt hij op een missie gestuurd naar het buitenaardse Alphaville om daar Anna Karina, die Natascha von Braun, de dochter van de heersende dictator speelt, te bevrijden. De werkelijke dictator is echter Alpha 60, de computer die het hele leven in Alphaville beheerst. De film is een grote aanval op een door datatechnologie gestuurde samenleving, dus eigenlijk weer heel actueel. Eddie draagt zijn bekende regenjas, steekt zijn sigaretten aan met een vierkante Zippo-aansteker (er werd in die tijd nog hevig gerookt in films en Zippo was een populaire aansteker die naar benzine stonk en bij ontbranding een steekvlam produceerde) en rijdt in een Amerikaanse limo zoals ze nu nog alleen in Cuba rondrijden. En de computer Alpha 60 die de touwtjes in Alphaville in handen heeft spreekt met een metalige stem, zoals de filmrobots in de jaren vijftig dat deden. En ik kan dat weten, want ik heb op de huiswerkles van de maandagmiddag ongelooflijk veel science fiction films gezien. Eddie en Anna ontsnappen aan het eind van de film naar een buitenaards paradijs. Susan Sontag heeft in een mooi essay over Godard uit zijn mond opgetekend: ‘Je kunt óf met een documentaire óf met fictie beginnen, maar waar je ook begint: op een zeker moment ontmoeten die twee elkaar.’ Godard noemde Aplphaville ‘een fabel op realistische grondslag.’ De toekomstsetting van de film is het Parijs van 1965 maar dan wel op distopische associaties
gekozen: glazen hotel lobbys, vreemde binnenzwembaden, desolate banlieus, afgrijselijke viaducten, duistere parkeerplaatsen, kolossale main frame IBM computers en zo meer. Dat wordt allemaal versterkt doordat de film in zwart-wit is geschoten, één scène zelfs in negatief. Maar dat was een incident toen er op de avondset niet voldoende belichting was en Godard toch besloot om te filmen (er zitten vaker van die toevallige collage elementen in zijn films).
En dat buitenaardse ontsnappingsoord van Eddie en Anna is de boulevard periphérique van Parijs.
U begrijpt waar ik naar toe wil. Cauchy horizons is een toekomstfabel gefotografeerd in de dagelijkse werkelijkheid. De zwart-wit techniek is ingezet om het vreemd en in – of buiten
de tijd te plaatsen, maar wordt soms onderbroken door kleur om het vervreemdingseffect te versterken. De architectuur van de flats, huizen en objecten is gekozen op de wil van de makers daarvan om de toekomst uit te beelden. Dat maakt ze juist zo vreemd en gedateerd, zoals het beklemmende gevoel dat je bevangt in Sloterdijk of in de Bijlmer. Het is een soort toekomst antiek. (We krijgen in de reeks trouwens ook een paar keer monumenten van de Griekse beschaving te zien). Martine heeft ook oog voor wat ik de ‘non plekken’ van onze stenen beschaving zou willen noemen. De plekken die zijn overgebleven omdat de gebouwde objecten niet precies op elkaar aansluiten. Het zijn de kieren van de beschaving waar het onkruid en het ongedierte tevoorschijn komen, een illegale activiteit wordt uitgeoefend of een Cruijffiaans trapveldje ruimte biedt aan toekomstige stervoetballertjes.
Cauchy (ik heb het woord op internet moeten opzoeken want het staat niet in mijn woordenboek) is een term uit de wiskunde die zoveel wil zeggen dat elementen in een ogenschijnlijk willekeurige reeks steeds meer overeenkomsten beginnen te vertonen. Die techniek is inderdaad in deze zorgvuldig gecomponeerde beeldenreeks toegepast. Je wordt steeds verder in die beeldenreeks van de gebouwde wereld in verschillende beschavingen gezogen, maar tegelijkertijd steeds verder vervreemd van je eigen gebouwde omgeving.
Het reekskarakter van dit werk sluit nauw aan op de twee films die hier worden getoond, beide het resultaat van een intensieve waarneming van het leven in de ‘tijdloze’ (toekomst, verleden, wie zal het zeggen) gebouwde omgeving in Tokio. De vervreemding wordt in Suto-ri versterkt door de raaf die de takken van de bomen door draden en dakgoten heeft vervangen, in de film Play door de schaduwen in plaats van de passanten zelf te filmen. Maar het zijn ook beeldenreeksen. De films doen iets meer dan de fotoreeks, omdat zij een commentaar zijn op de semi- suspense en bewegingsshots waar speel- en documentaire films tussen de eigenlijke ‘handeling’ van de film mee worden volgestopt. Zoals ook blijkt uit het werk Ante, waarvan enkele foto’s worden getoond, is Martine meer geïnteresseerd in wat er voor of na de ‘handeling’ gebeurt dan de ‘handeling’ zelf.
Martine’s oeuvre is herkenbaar en intens. Het stelt de beschouwer vragen over de werkelijkheid waarin hij zich bevindt. Of liever: het maakt ons er van bewust dat onze percepties van die werkelijkheid gevoed worden door sociale, culturele en technische codes. Wat dat betreft is deze tentoonstelling een oefening voor de bewoners van deze bank om zich rekenschap te geven van de vreemdheid van de betonnen catacomben van het gebouw waar wij ons nu in bevinden. ‘In welke tijd leef ik eigenlijk?’ zouden zij zich na bezichtiging van deze tentoonstelling kunnen afvragen.
Geraadpleegde literatuur:
Susan Sontag, ‘Godard’, in: Styles of Radical Will, Penguineditie, p. 179
Martine Stig (foto’s)/Peter Delpeut (tekst), Gauchy Horizons, Kodoji Press 2013