Fernande Olivier en Picasso in le Bateau-Lavoir (Parijs 1903-1912), een tentoonstelling in het Musée de Montmartre tot 19 februari 2023.

2023 wordt het jaar dat overal Picasso tentoonstellingen worden georganiseerd omdat de meester 50 jaar geleden is overleden (voor een overzicht, zie aan het einde van dit stuk). Dit is een vroege en waarschijnlijk één van de interessantste tentoonstellingen.

Fernande is de eerste vriendin/echtgenote die in het werk van de grote meester verschijnt. Dat was een afgepaste periode, zoals bij velen van haar opvolgsters, en zij heeft, evenals als haar opvolgsters over hun periode, mémoires achtergelaten. Dit zijn de ‘Picasso et ses amis’, uitgegeven in 1933 met een inleiding van Paul Léauteaud (die terecht haar natuurlijke schrijftrant prijst) en nooit herdrukt. Zij is de geschiedenis ingegaan als ‘La belle Fernande’, maar de tentoonstelling laat zien dat ze meer te vertellen had. Deze opent dan ook met het citaat uit het voorwoord ‘Over mijzelf’ in ‘Picasso et ses amis’:

‘Enige schrijvers hebben mij in hun boeken over Picasso gepresenteerd onder de naam ‘La belle Fernande’, hetgeen de maatstaf voor hun beoordeling weergeeft: zij taxeerden alleen de fysieke kwaliteit van mijn persoon. (…) In Frankrijk gaat men – vooral in intellectuele milieus – ervan uit dat vrouwen niet in staat zijn om na te denken. Ik voelde dat en dat verlamde mij. Ik stelde mij tevreden met een luisterende rol.’

De periode dat zij in het leven van Picasso kwam, was die van het ontwaken van de twintigste eeuw in Montmartre toen een groep kunstenaars uit Spanje en Frankrijk daar de beeldende kunst van die eeuw uitvonden. Dat was in het atelier van Picasso in het gebouw Bateau-Lavoir. De luisterende, maar goed observerende Fernande schrijft daarover: ‘Van 1903-1912 verzamelden zich op nummer 13 van de Rue de Ravignan in Monmartre, een oncomfortabel houten huis, bijgenaamd ‘Le Bateau-Lavoir’, schilders, beeldhouwers, litteratoren, humoristen, acteurs, wasvrouwen, kleermaaksters en scharrelaars. In deze ijskast in de winter en stoomketel in de zomer, troffen de huurders elkaar bij het enige fonteintje in huis: een kruik met water. Picasso had er zich in 1903 gevestigd, terugkerend van een verblijf in Spanje. Daar heb ik hem voor het eerst ontmoet.’

Figuur 1 Le Bateau-Lavoir 1900

Tot de eerste groep getrouwen behoorden vele Spaanse, bevriende schilders. Eén van hen is Ricard Canals (1876-1931) die geïnspireerd door de balkonscène van Goya, La Belle-Fernande naast zijn echtgenote afbeeldt in de loge van de tribune van een stierengevecht (figuur 2).

Figuur 2 Ricard Canals 1904: Fernande 3e van links

In de eerste periode verschijnen daar dagelijks de dichter/schrijvers Max Jacob en Apollinaire maar ook de Amerikaanse verzamelaarster en schrijfster Gertrude Stein, wier aankopen voor Picasso essentieel waren voor zijn onderhoud. Via haar kwam hij in contact met de Russische verzamelaar Shchukine, wiens aankopen voor een belangrijk deel de basis vormen voor de latere,  moderne collectie van het Poesjkinmuseum in Moskou. Over Gertrude schrijft haar biograaf Mellow: ‘In Picasso’s studio of bij haar thuis, 27 Reu de Fleurus, zaten zij knie aan knie: Gertude groot en formidabel in haar stoel, Picasso klein en intens in de zijne, bespraken ze de stand van het Parijse kunstleven. Volgens Gertrude vertegenwoordigden zij de meest vooruitstrevende en de meest achterlijke naties: de VS en Spanje. Daarom hadden zij de aantrekkingskracht van tegengestelde polen.’ Maar Max Jacob was excentrieker. Hij woonde in de rue Ravignant, vlak bij de Bateau Lavoir waar hij volgens Fernande ‘onder het doffe licht van een walmende olielamp aan een tafel zat te schrijven in een kamer naast een smalle cour waarin de huurders hun huisvuil naar beneden gooiden. Het twijfelachtige daglicht slaagde er niet in door het raam dat daarop uitzag zijn kamer binnen te dringen, waardoor het licht van de walmende lamp de permanente duisternis van de uithoeken van de kamer nog tragischer maakte. Max ontving daar op maandagen. Je kwam er onbekenden tegen, die doof, geïmmobiliseerd en zwijgend in de donkerste hoeken zaten. Dus mensen van diverse pluimage die de atmosfeer zwaar, soms verstikkend maar heel geheimzinnig maakten. Het voelde alsof je je onder samenzweerders bevond.’ Apollinaire woonde wat verder weg en wat chiquer (hij kwam uit een keurige bourgeois familie); hij ontving op woensdag in een kleine salon propvol bezoekers, maar iedereen moest netjes gaan zitten, als het maar niet op het bed van de dichter was, zijn unieke heiligdom. Later kwam zijn vriendin, de schilderes Marie Laurencin in de groep, die de twee paren in 1908 schilderde (figuur 3).

 

Figuur 3 Picasso, Laurencin, Apollinaire, Fernande

                     Apollinaire werd later de centrale figuur in de kubistische beweging die uit Bateau-Lavoir voortkwam. Maar hij was het ook die Picasso bij Rousseau introduceerde. De ‘ex-douanier’ die naïef schilderde zonder zich van enige mode of conventie iets aan te trekken fascineerde Picasso onmiddellijk (over Rousseau zie mijn blog http://www.egbertdommering.nl/?p=849 ). Rousseau ontving op zondag in zijn atelier aan de rue Vercingétorix de plaatselijke bakkers, kruideniers en slagers die op stoeltjes voor een podium klaar zaten. Rousseau zat als een kassière bij de ingang. Als iedereen binnen was beklom hij het podium om met een vioolsolo de voorstelling te openen. Daarna traden er allerlei lieden met voordrachten, zang en muziek op. Het kunstenaarspubliek (Picasso, Fernande, Max Jacob, Apollinaire) zat verwonderd tussen dit amateurfeestje van de plaatselijke burgerij. Fernande: ‘Rousseau was opgetogen toen wij weggingen. “Dat was nog eens een geslaagde avond!”, zei hij.’ Deze contacten leidden tot het beroemd geworden banket dat Picasso in de late zomer van 1908 ter ere van hem in zijn atelier organiseerde. Was dat een practical joke of was het echt? Het is in ieder geval volstrekt uit de hand gelopen. Het is door Stein’s weergave in haar autobiografie beroemd geworden, maar ook Fernande heeft er een levendig verslag over geschreven. ‘De studio was geheel versierd. Tegen de muur tegenover het glazen dak was voor Rousseau als een soort troon een stoel op een kist gezet onder aan het plafond opgehangen gordijnen en lampions. Overlangs was een spandoek gespannen: ‘Honneur à Rousseau.’’ Het restaurant Azon waar ze stamgast waren had de tafel gedekt en zou voor het eten zorgen. Toen iedereen zat kwam dat niet omdat de restaurateur zich in de datum had vergist en het pas de volgende dag zou langs brengen. De gasten probeerden overal in de buurt nog wat te vinden, maar kwamen voornamelijk bezopen terug. Een gast probeerde de dronken Marie Laurencin te versieren. ‘Dat was niet moeilijk,’ aldus Fernande, ‘want ze was bij binnenkomst in de taart gaan zitten die op divan klaar stond, en ze omhelsde met haar door taart besmeurde handen en jurk iedereen. Haar opwinding kwam niet tot bedaren waardoor zij en Apollinaire ruzie kregen, zodat hij haar naar haar moeder wegstuurde.’ Rousseau had inmiddels met tranen in de ogen en volslagen dronken op de troon plaats genomen. Fernande: ‘Er werd gespeecht, speciaal gecomponeerde liederen gezongen. Rousseau die door zijn emotie overliep van plezier, sprak enige woorden. Hij was zo gelukkig dat hij de hele avond stoïcijns onderging dat de kaars in de lampion boven hem op zijn hoofd vet drupte. Deze druppels vormden op zijn hoofd een piramide in de vorm van een clownsmuts, die daar bleef staan totdat de lampion vlamvatte. Het publiek overtuigde Rousseau ervan dat dit de finale apotheose was, zodat Rousseau, die zijn viool had meegebracht, een klein stukje begon te spelen. Te midden van deze zotte avond probeerden enige deftig geklede Amerikaanse paren [daar zal ze wel de Stein’s mee bedoelen], die hier ook verzeild waren geraakt, hun decorum te bewaren.’ Voordat hij in slaap viel slaagde Rousseau er nog in zijn hit ‘Ai, ai, ai, ik heb kiespijn, ik heb kiespijn..’ ten gehore te brengen.  Dit is allemaal niet te zien op het schilderij dat in 1968 door Manuel Blasco Alarcon van het banket is geschilderd (figuur 4).

Homage to Rousseau, by Manuel Blasco Alarcîn, 1908, 20th Century, oil on canvas.
Private collection. Whole artwork view. Banquet in honor of the paint…

Figuur 4

Apollinaire die aanvankelijk in zijn kunstkritieken de douanier niet helemaal au serieux nam, schreef in 1911 naar aanleiding van de salon des indépendants, waar werk van de een jaar eerder overleden schilder hing, een serieuze lovende kunstkritiek. Fernande neemt hem, ‘die schilderde met de ogen van een kind’ in haar herinneringen serieus. Ze contrasteert hem met Picasso die ongelukkig is dat hij met steeds meer (commerciële) bewonderaars is omgeven. Tegen Picasso had Rousseau ooit eens gezegd: ’Wij zijn de twee grote schilders van dit tijdperk, jij in het ‘Egyptische’ genre, ik in het moderne.’

Uit de vroege periode (1904-1905) stamt ook het contact met de Nederlanders die op Montmartre rondzwierven. Later zou dat zijn Kees van Dongen met wie Picasso veel contact kreeg, maar in 1904 is hij tegen een zekere Tom Schilperoort aangelopen, die hem mee had genomen naar Holland; volgens Fernande was het ‘een brave man, excentriek maar die de ergste van de bohemiens werd toen hij zijn vermogen in Parijs had verbrast.’ Over dit verblijf is zij verder kort (ze was er ook niet bij): ‘Wat Picasso in Holland trof was de hoge taille van de Hollandse meisjes. Deze ‘petites filles’ die een hoofd groter waren dan hij, omhelsden hem, terwijl ze door hun knieën gingen. Daar kon hij niet tegen. “Ik schaamde me daarvoor”, zei hij, “en het is belachelijk, op straat die pensionaatmeisjes met tailles van kurassiers.” Hij had ook niet veel plezier beleefd aan dat land, dat te bewolkt was voor iemand die veel van de zon hield.’ Uit zijn toen blauw/roze periode dateren toch een paar mooie gouaches van Holland, onder meer één van inderdaad tamelijk lange boerinnetjes (figuur 5).

Figuur 5

Fernande is zwijgzaam over het belangrijke schilderij ‘Les démoiselles d’Avignon’, een schilderij uit 1907, dat het omslagpunt van de primitieve naar de kubistische periode van de schilder vormt (figuur 6).

Figuur 6 Les Démoiselles d’Avignon

De geschiedenis en betekenis van dit schilderij is complex (Is het een bordeel of een Afrikaanse dans, het ‘Egyptische genre’, de baders van Cezanne of ‘de Apocalyps’ van El Greco, die Picasso beiden erg bewonderde?). Er is ook de complicatie dat Picasso als bron zou kunnen hebben gebruikt twee in 1907 door de Belg Pierret, een wonderlijke kennis van Apollinaire, uit het Louvre gestolen Iberische beeldjes van de 3e-5e eeuw voor Christus; de drie figuren links beantwoorden aan dat voorbeeld. De beeldjes zijn via Apollinaire inderdaad bij hem terecht gekomen, maar het is onzeker of hij ze heeft gebruikt. Picasso kan – onder invloed van Matisse- ook andere Afrikaanse beelden hebben gebruikt, die in veel winkels in Parijs te koop waren en die Matisse hem voor het eerst had getoond. Gertude Stein was erbij: ’Afrikaanse beelden waren voor Matisse naïef en exotisch, maar voor de Spanjaard Picasso, een natuurlijk ding: direct en beschaafd tegelijk.’

Fernande schrijft wel over deze merkwaardige diefstal maar niet over het schilderij. Het markeert voor haar het einde van haar verhouding met Picasso. Zij staat rechtsboven in het schilderij en tuurt blind voor zich uit, Picasso zit rechtsonder met zijn rug naar haar toe en kijkt ons verwilderd aan (figuur 7) Ze zouden spoedig uit elkaar gaan. Het schilderij riep weerstand op bij zijn Russische en Amerikaanse verzamelaars.

Figuur 7

Geraadpleegde literatuur:

Apollinaire, Chroniques d’art 1902-1918, Parijs: Éditions Gallimard (Folio) 1960

Fernande Olivier, Picasso et ses amis, Parijs; Librairie Stock 1933 (Er is vorig jaar een geïllustreerde uitgave gemaakt: Éditions Comédiart, 2022)

Fernande Olivier et Pablo Picasso, Dans l’intimité de Bateau-Lavoir: Parijs: In Fine éditions d’art 2022

James R. Mellow, Charmed Circle. Gertude Stein & company, Londen: Phaidon Press 1974

John Richardson, A Life of Picasso, delen I (1886-1906) en II (1907-1917), New York: Random House 1991 en Londen: Jonathan Cape 1996.

Egbert Dommering over Rousseau: http://www.egbertdommering.nl/?p=849

De belangrijkste Picasso (1973-2023) tentoonstellingen in Europa in 2023:

Parijs: Musée Picasso (7 maart- 6 augustus): Picasso en recente kunstenaars (zoals Mickalene Thomas en Chéri Samba), Musée Luxembourg: Picasso en Gertrude Stein (13 september-28 januari)

Madrid: Reina Sofia: Picasso 1906 (14 november- 4 maart), Prado: Picasso en Greco (13 juli-17 september)

Münster: Kunstmuseum Pablo Picasso: Fernande en Françoise (- 21 januari 2024)

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized met de tags . Bookmark de permalink.