In het musée du Luxembourg in Parijs is tot 30 juni een opmerkelijke tentoonstelling over de Nabis schilders rond de wisseling van de 19e en 20ste eeuw te zien. De tentoonstelling laat een minder bekend aspect van hun werk zien: interieurdecoratie, zoals kamerschermen en wandschilderingen. De tentoonstelling heet dan ook ‘Les Nabis et le décor’.

Wie waren de Nabis? Ze waren in ieder geval van goede huize, want de leden van de groep hebben bijna allemaal op het Lycée Condorcet in Parijs (Rue le Havre, 9e arrondissement) gezeten. Het was in die periode de enige middelbare school met dagleerlingen. Hun ouders waren in het algemeen academici met goede banen die naar theaters en tentoonstellingen gingen. Veel leerlingen gingen in intellectuele en artistieke beroepen werken. Ten opzichte van de eerdere anti-intellectuele ‘impressionisten’ waren zij dus een elite. De gangmaker onder de schilderende leerlingen was de oud-leerling Paul Sérusier die, geïnspireerd door Gauguin’s werk in het Bretonse Pont-Aven, het beroemde landschap schilderde dat hij niet een topografische maar een symbolische naam gaf: de Talisman (zie afbeelding hiervoor). Het was onder Gauguin’s leiding geschilderd op de deksel van een sigarendoos van hem en moest tot uitdrukking brengen dat een schilderij niet meer was ‘dan een ordening van kleuren in plat vlak’, zoals de Nabis schilder Maurice Denis het later onder woorden zou brengen. De Nabis wilden het spirituele terug in de kunst, niet op de manier van de voorgangers (zoals Puvis de Chavannes) die zich ‘symbolisten’ noemden. Daar lag het er wel erg dik bovenop met hun dansende engelen en Griekse goden in de natuur. Maar dus ook niet het geestloze realisme van de impressionisten. Hun perspectiefloze landschappen in kleurvlakken (zoals Gauguin die maakte) en intieme huiskamer- en tuinscènes hebben iets paradijselijks. ‘Nabi’ was hebreeuws voor profeet; later zouden velen van deze groep katholiek worden. Rond de wisseling van de 19e en de 20ste eeuw werden de grote vindingen in de natuurkunde gedaan. Achter de zichtbare werkelijkheid gingen atomen en elektronen schuil. Met röntgenstralen kon je dwars door mensen heen kijken. Deze omwenteling van een ‘zichtbare’ naar een ‘onzichtbare’ werkelijkheid ging gepaard met allerlei vormen van ‘geestelijk’ waarnemen (theosofie, spiritisme, etc.) dat doorwerkte in de kunsten. In Engeland drukte dat met het verlangen naar ‘prerafaëlitische tijden’ ook de afkeer van de industriële maatschappij uit. Daar bleven het toch literaire verkleedpartijen van een schilder als Rossetti. Dat overkwam de Nabis groep niet. Dankzij het voorbeeld van Gauguin bleven de Nabis schilderen.


Het interessante van de tentoonstelling is dat de gelijkgestemdheid tussen kunstenaar en opdrachtgever een één op één relatie geeft tussen werk, en omgeving van de opdrachtgever. Zo is er van een van de bekendste schilders van deze groep Eduard Vuillard een reeks wandpanelen voor de grote woonkamer van opdrachtgever-cardioloog Doctor Vaquez (zie twee afbeeldingen), waar de vrouwen in jurken en de bloemetjesbehangen op staan, al lezend, musicerend, naaiend, die er net zo uit zagen en hetzelfde deden in de kamer waar de panelen hingen. Maurice Denis werkte drie jaar lang voor een vermogende opdrachtgever Denys Cochin aan een reeks schilderijen voor de Sint Hubertusjacht als illustratie van zijn bibliotheek. Daar staat de hele familie Cochin te paard op en knielt de familie neer voor het wonder van het heilige kruis dat boven de kop van een in het nauw gedreven hert verschijnt. Zo kreeg deze luxe vrije tijdsbesteding toch nog een gouden randje van het ‘hogere’.


De groep was actief van 1888-1900. Zij lijken de stilte te zijn van het introverte leven van de intellectuele bourgeoisie voor de storm van WO I. Maar om hen heen gebeurde er al wildere dingen, die het komende politieke en militaire geweld aankondigden zoals de eerste opvoering van père Ubu van Jarry in 1896 (‘Merrrdrrre!’ roept Ubu, een Trump avant la lettre, als hij als eerste opkomt, ‘je bent een grote schurk – voyou-‘, schreeuwt mère Ubu terug, en die dialoog gaf bij de première meteen een publiek schandaal). Dit was niet Nabis taal. Maar ze hadden wel contact met Jarry omdat ze in theatervernieuwing waren geïnteresseerd. Vuillard, Bonnard (ook een Nabi, vertegenwoordigd in de tentoonstelling) en Sérusier hielpen bij het maken van het decor voor de eerste opvoering van Ubu. Bonnard maakte illustraties voor de regissuer. Ze zullen wel bij de première zijn geweest. Misschien zit een lezend lid van de familie Vaquez op het vierluik van Vuillard Père Ubu te lezen en voorvoelden zij dat hun paradijs op instorten stond. Zola’s open brief ‘J’accuse!’ in de Dreyfuss affaire is van 1898.

Geraadpleegde literatuur
Alastair Brotchie, Alfred Jarry, A Pataphysical Life, Cambridge Massachusetts: MIT Press 2015
Charles Chassé, The Nabis & their period, Londen: Lund Humphries 1969
Publicatie Connaissance des arts 2019 over deze tentoonstelling