
In 1886 ging Paul Gauguin naar Pont-Aven in Bretagne waar hij Laval ontmoette. Samen besluiten zij in april 1887 naar het Franse Martinique in het Caribische gebied te gaan. Ze maken er het werk dat op deze tentoonstelling te zien was. Het is zijn eerste ‘vertrek’ uit de Westerse beschaving. Hij blijft er niet lang want al in augustus keert hij ziek terug. In 1888 verblijft hij in Arles bij Van Gogh om daarna weer in Pont-Aven te gaan werken. In Parijs had hij op de wereldtentoonstelling het Franse paviljoen over de Franse kolonies in de Stille Zuidzee gezien. Hij wil er naartoe. In 1891 vertrekt hij naar Tahiti, waar hij tot de zomer 1893 verblijft. Het is letterlijk en figuurlijk zijn definitieve ‘vertrek’ uit de Westerse beschaving. Na zijn terugkeer werkt hij in Europa aan zijn Tahiti oeuvre. In 1901 gaat hij naar een ander Frans Polynesisch eiland, Hiya Oa, waar hij tot zijn dood in 1903 verblijft.
Dit soort ‘vertrek’ uit de Westerse beschaving naar een ‘primitieve wereld’ wordt tegenwoordig al snel afgedaan als (post) koloniaal gedrag en de kunst die het oplevert als de Westerse vertekening van de wereld. Op de tentoonstelling in het Van Gogh werd ervoor gewaarschuwd dat in sommige geciteerde briefteksten van Gauguin passages voorkwamen met een ‘racistisch, denigrerende en koloniale grondslag’. De waarschuwing werd door de pers al snel omgezet in een waardeoordeel. Sandra Smets op 10 december 2018 in NRC Handelsblad over deze tentoonstelling: ‘Dus hoe om te gaan met een tentoonstelling die tien jaar geleden nog zou zijn bejubeld en waar nu een dubieuze Westerse blik op valt? Het probleem zit dieper dan de disclaimer aan de ingang. De kunst zelf is koloniaal.(…) Dit zijn lastige tijden voor moderne meesters, ook #Me Too haalt veel onderuit. Schrap de blote dames en de exotische stranden en wat resteert uit de Westerse canon? Bloemstillevens. Dat is weinig hoor.’

Dat lijkt me een versimpeling de andere kant op. Er is natuurlijk de discussie over de koloniale blik van de Franse Oriëntalisten in hun geschilderde naakte haremscènes, die ook Delacroix minder modern maakt dan we zouden willen. De wens uit de Westerse samenleving te vertrekken had echter ook een diepe artistiek-culturele drijfveer. De kunstenaarskolonies waar het ‘echte’, ‘primitieve’ leven geleefd en ervaren kon worden om je te onttrekken aan de industriële Westerse samenleving hebben een diepe bedding in de 19e eeuw. Pont-Aven (tussen het authentieke Bretonse vissersvolk) was er een nazaat van. In Duitsland (niet de sterkste koloniale natie) werd in 1890 de schilderkolonie Worpswede op het boerenland ten Zuiden van Bremen opgericht. De Duitse Brücke kunstenaars bootsten de Zuidzee eerst rond de Duitse meren en de Oostzee na (een vriend schreef over Kirchner: ‘Moritzburg bei Dresden und Fehmarn an der Oostsee waren sein Tahiti.’). Alleen Max Pechstein uit deze groep trok naar de Zuidzee.
Er is bovendien een vrij sterke theorie die het primitivisme ziet als een begeleidend verschijnsel van het Europese classicisme. De Amerikaanse kunthistorica Franses Conelly: ‘It is my argument that the principal framework of ideas that defined “primitive art” was that of the classical tradition as institutionalized in academies of art throughout Europe. The classical norm cast the “primitive”as a dark mirror throughout Europe. (…) An increasing number of artists emulated one “primitive”model or another as a vehicle to escape or a weapon to attack the classical tradition.(…) Paul Gauguin took the next step. By extending his artistic production into areas traditionally deemed as craft, he intentionally broke the boundaries between the fine and the applied arts. Just as important, Gauguin made efforts to incorporate the ornamental characteristics associated with “primitive” art into his paintings.’ Dit is precies wat Matisse doet als hij Gauguin in 1930 nareist naar Tahiti. Zijn ornamenten worden tropische bladeren die weer ornamenten worden.

Gauguin ontdekt in Martinique een nieuwe beeldtaal in kleur en ornament waarvan De Mangobomen wel het mooiste voorbeeld is. Uit de catalogus: ‘De overzichtelijke verdeling van figuren en vegetatie doen denken aan ‘De kunsten en de muzen’ van Puvis de Chavannes of zelfs ‘Het Eiland Grand Jatte’ van Seurat. Ook qua monumentaliteit en stilering komt De Mangobomen met deze werken overeen. De vergaande stilering doet vermoeden dat hij ze niet direct naar de werkelijkheid heeft geschilderd.’

Maar het sprookje van de ‘Stille Zuidzee’ was het ultieme doel. Aan het begin van de 17e eeuw was het volkomen onbekend wat voor wereld zich daar bevond. De Portugese ontdekkingsreiziger Quirós maakte er een mislukte reis, maar dat verhinderde hem niet om in zijn boek over die reis verslag te doen van een paradijslijk groen en rijk continent dat een vierde deel van de aarde besloeg, bevolkt was met gemakkelijk tot Christen te bekeren bruine vreedzame mensen, zonder krokodillen en muggen, en geschikt om er 200.000 Spanjaarden te vestigen. In werkelijkheid was het een verzameling eilanden in een eindeloze plas water waarvan de bewoners de mythologie beleden dat ze door krokodillen (waarvan de vervaarlijke bek de boeg van hun lange boomstammen scheepjes sierde) waren gemaakt uit de zee, en waarvoor zij al vroeg navigatieschema’s van ligging, wind en stroming ontwierpen om er de verbindingen met hun ranke boomstammen tussen te kunnen onderhouden. Ze hadden daardoor een gemeenschappelijke cultuur op al die ver van elkaar afliggende eilanden die onnavolgbaar fraai deze winter in de Royal Academy was tentoongesteld.

Daar ging Gauguin in 1891 dus naar toe. Keek hij ernaar met de ogen van een Franse kolonist? Er staan ongetwijfeld in zijn verslag Noa Noa passages waar het Van Gogh museum voor zou hebben gewaarschuwd dat zij een ‘racistisch, denigrerende en koloniale grondslag’ hebben. Maar toch neemt hij al in het tweede hoofdstuk afstand van ‘du snobisme colonial d’une imitation puérile et grotesque jusqu’à la caricature’ van de Franse koloniale bevolking. Daar ben ik niet voor gekomen, schrijft hij. Hij zoekt het pre-koloniale Tahiti. Langzaam leert hij de taal en gaat hij op in de bevolking. Hij is bekritiseerd voor zijn ‘huwelijk’ met een jong Tahitiaans meisje, maar toch is dat niet terecht. Eerst ervaart hij de kloof die er is tussen haar ‘âme Ocánienne’ en zijn‘ âme latine, française surtout.’ Maar hij probeert toch in haar wereld door te dringen. Ze is door de Franse priesters tot het Christendom bekeerd, stelt hij vast, maar dat is maar een klein laagje vernis geweest, omdat hij langzamerhand de inheemse goden waarvan zij alle namen kent in haar ziet ontwaken. Het werk dat hij tijdens zijn verblijven produceert dringt diep in de oude sprookjeswereld van dit volk door. Ook de duistere kant ervan treft hij in zijn houtdrukken en olie op papier.

De organisatoren van Oceania gingen de koloniale vraag niet uit de weg. Veel van het Westerse museale bezit is immers door de Engelse captain Cook meegenomen, overigens niet altijd gekaapt, maar ook gekocht. Maar ze lieten ook zien dat Westerse kunstenaars betoverd raakten door het nieuwe kleurgebruik en de abstracte ornamentiek van dit Oceanische volk. Dat heeft een blijvende stempel op de Westerse canon gedrukt: ‘Dat is veel hoor’, om in de terminologie van Sandra Smets te blijven.
Geraadpleegde literatuur:
Peter Brunt & Nicholas Thomas (red.) Oceania, Londen: Royal Academy Publications 2018
Frances Connelly, The Sleep of Reason, Primitivism in European Art and Aesthetics, Pennsylvania: The Pennsylvania State University Press 1999
Starr Figura e.a., Gauguin Metamorphoses, New York: Museum of Modern Art 2014
Paul Gauguin, Noa Noa, Voyage à Tahiti, Facsimile uitgave Stockholm: Jan Förlag 1947
Roelof van Gelder, Naar het Aards Paradijs, Amsterdam: Balans 2012
Charles Harrison, Francis Frascina & Gill Perry, Primitivism, Cubism, Abstraction, New Haven & Londen: Yale University Press 1993
Matisse et l’Océanie, Le voyage à Tahiti, Musée Matisse, Le Cateau Cambrésis 1998
Ralph Melcher (red), Die Brücke in der Südsee- Exotik der Farbe, Ostfildern-Ruit: Hatje Cantz 2006
Marije Vellekoop, Sjraar van Heugten & Ghanima Kowsolea (red.), Gauguin en Laval op Martinique, Amsterdam/Bussum: Van Gogh museum/Uitgeverij Toth 2018