Terugblik op de Open Dagen 2018 van de Rijksakademie

De Rijksakademie toonde dit jaar een opmerkelijk generatiebeeld van de kunstenaars-residents. Het gaf veel stof tot nadenken. De eerste conclusie: alle beschouwingen over (post)modernisme en/of wat een kunstvoorwerp nu eigenlijk is sinds Duchamp een urinoir en Warhol een Brillo Box tentoonstelden, kunnen we in de kast zetten.

Installatie Omar Imam: altijd op weg

Ik krijg tegenwoordig van Kunstcentrum West in Den Haag beschouwingen over moderne kunst toegestuurd. Het doet dat in samenwerking met het onderzoekscentrum Arts and Society van de Universiteit van Groningen, welke samenwerking partijen ‘Instituut voor Kunst en Kritiek (IKK)’ hebben gedoopt. In de aanbiedingsbrief uit 2018 lees ik: ‘Het wil niet alleen het denken over kunst ontwikkelen, maar ook een “denken vanuit de kunst”’. De aflevering van dit jaar heet The Future of the Artistic Innovation in Times of Social Acceleration (Thijs Lijster ed. Amsterdam: Valiz 2018). Eigenlijk zie je al aan de titel dat de inhoud over een achterhaald paradigma gaat en dat bevestigt de lectuur. Een lofwaardig initiatief deze samenwerking, maar laten we ophouden over dat alsmaar nieuwe en ‘moderne’.

Esteban Caneza de Baca: koloniale action painting

Daardoor is het niet makkelijker geworden om de eigentijdse kunst te ‘verstaan’. Eigenlijk weten we al sinds (het helaas te weinig door kunstcritici gelezen) The Languages of Art van Nelson Goodman dat de kunsttaal zich tussen de wetenschappelijke en de ethische taal in bevindt en meestal een samengestelde boodschap bevat die zowel verwijst naar een stand van zaken in de werkelijkheid (‘impressie’) als naar de geestelijke en culturele gesteldheid van de maker of de cultuur waarin hij zich bevindt of bevond (‘expressie’). Een beeldende mededeling ‘exemplifies’ de werkelijkheid en ‘runs in the opposite direction’, terug naar het label waarmee de werkelijkheid werd aangeduid. Ik kan zeggen dat de zon onder gaat maar ook dat het einde van de zonsondergang droevig stemt en kan daarvoor een ‘voorbeeldige’ kleur kiezen om dat tot uitdrukking te brengen.

In de klassieke kunstgeschiedenis plachten we die twee richtingen te scheiden door verschillende fasen te onderscheiden waarin we eerst vragen wat het werk ‘voorstelt’ en daarna wat het werk ‘betekent’, maar dat is in huidige wereld eigenlijk niet meer mogelijk: verwijzing en betekenis zijn geheel met elkaar verknoopt geraakt. De Franse criticus en curator Bourriaud definieert in zijn bekende Esthétique relationnelle  uit 1998 ‘kunst’ daarom als een ‘activiteit die bestaat uit het produceren van relaties met de wereld met behulp van tekens, vormen, handelingen of objecten.’ In zijn latere The Radicant uit 2000 zegt hij dat de kunstenaar ‘meaningful connections in the infinite text of world culture’ maakt: de kunstenaar heeft de rol van wat hij een ‘semionaut’ noemt die een weg moet zoeken in de culturele wereld van de tekens; hij is een ‘nomadic sign gatherer’.

Deze tendens heeft zich versterkt en is gecompliceerder geworden. De wereld heeft uiterlijk overal dezelfde verschijningsvorm van een ‘modern’ en welvarend maar afbladderend centrum van urbanisatie en industrialisatie in Europese, Amerikaanse en Aziatische metropolen, met daar omheen uitgemergelde overbevolkte en om economische of politieke redenen te ontvluchten gebieden. Centrum en buitengebied zijn gelijkelijk bedreigd door klimaatverandering, afvalbergen en natuurlijke uitputting. De bevolking in de metropolen is een diaspora van nationaliteiten en identiteiten. Onder de modernistische façades van de architectuur liggen culturele, persoonlijke en algemene wereldgeschiedenissen aan scherven. Kunstenaars lijken in deze wereld als archeologen betekenisvolle scherven op te graven. Of,  zoals de Nederlandse dichteres Radna Fabius in het gedicht ‘Tuig’ dichtte:

‘eerst tilde ik een flatgebouw op

er woonden 436 turken in

hun schoenen stonden bij de voordeur

ik probeerde het gebouw recht op te houden zodat de inwonenden geen last zouden

hebben van de verschoven zwaartekracht

zo ben ik opgevoed.’

Marieke Zwart Postkoloniale doorzonwoning

Mijn algemene indruk van dit opgravingsproces dat werd getoond op de Open Dagen was er een van fragmentering, een poging de betekenisvolle scherven in afgepaalde opgravingsvelden te vinden en aan elkaar te lijmen. Bijna alle kunstenaars mixen klassieke sculpturale en figuratieve media met bewegend beeld en digitale media. ‘Time based’ is  ‘terug en vooruit’. Dat was ook al te zien op de biënnale van Riga (zie http://www.egbertdommering.nl/?p=1086).  Ik noem een paar thema’s.

Het postkoloniale thema wordt steeds dominanter (maar pas op dat het geen ‘academisch’ dogma wordt!). De Nigeriaanse Tyna Adebowale onderzoekt de vervreemding van de eigen cultuur in de Nigeriaanse samenleving na lange Britse koloniale overheersing. De Nederlandse Marieke Zwart keert het perspectief om. Zij licht, zoals Radna Fabius, de gevel van een Hollandse burgerwoning in een rijtje met een klein tuintje op, en er komt een oud strijder uit de Indonesische politionele acties tevoorschijn die dia’s van zijn Indische herinnering op de muur van zijn huisje projecteert, maar het beeld valt naar buiten op de blinde muur van zijn tuin. De Amerikaan Estaban Cabeza de Baca legt een verband tussen het beeld van de Amerikaanse action painting en de ongerepte vlakten en woestijnen die de Engelse kolonisten in de 18e eeuw in de VS aantroffen (zie tweede afbeelding).

Het ‘land van herkomst’ is een ander thema zoals bij de Mexicaanse Omar Vega Macotela die in zijn atelier in het waterige Amsterdam Nederlandse kleuren en oude Mexicaanse beschavingsbeelden combineert. Bij de Turkse Kubilay Mertural versplintert dat oude beschavingsbeeld. De Japans-Nederlandse Maria Kley toont (‘exemplifies’) de biografie van haar grootmoeder door een stapel afgedragen gekleurde zijden sjaals die ze ooit van haar cadeau kreeg.

Recente oorlogen en sociale repressie bepalen het beeld van veel werken. Bij de Syriër Omar Imam is dat het vluchtelingschap uit een door oorlog onherbergzaam geworden gebied (zie eerste afbeelding), bij Anna Dasovic de recente Balkanoorlogen. De Russische Polina Kanis ritualiseert de overal in haar land aanwezige, maar onzichtbare repressie in gefilmde performances waarin mensen in al hun handelingen onzichtbare regels volgen.

Het beeld van de wetenschappelijke taal en de digitalisering van het beeld dat hoe langer hoe meer ons ‘wereldbeeld’ vormt keert in veel werken terug. Het wordt vaak gemengd met fragmenten (‘exemplified’) van oude technieken en materialen. De Nederlandse Elleke Hageman maakt ‘natuurlijke artefacten’. De Columbiaanse Ana María Gómez López werkt samen met het museum Boerhave en verbeeldt medische praktijken door die op zichzelf uit te proberen. Het getoonde project Punctum verplaatst de bloedsomloop buiten het menselijk lichaam. De Nederlandse Femke Herregraven brengt in een intrigerende installatie catastrofale processen in beeld, waarbij zij grafische en digitale processen weer ‘terugvertaalt’ naar beeld, een duidelijk voorbeeld van het hiervoor gesignaleerde ‘twee-richtingen’ verkeer.

Femke Herregraven Hinged collisions- dormant strain 2018

De Koreaanse Mire Lee recyclet silicone materialen met behulp van geautomatiseerde procedés tot kwetsbare sculpturen. De Nederlandse Arian de Vette combineert digitale afdrukken op canvas met handgetekende patronen. Marit Westerhuis laat haar lichaam tekenen door tekenmachines.

Maria Kleu, grootmoeders sjaaltjes

De Canadese Jude Crilly maakt de installatie getiteld ‘Some Saints move to more financial cities’, die bestaat in rubber gegoten moeren op een getegeld badkamermuur. De Nederlandse Maurice van Es documenteert zijn leven met digitale beelden opgenomen door zijn smartphone. Het zijn duizenden videofragmenten.

De huidige beschaving is ontploft in een legpuzzel. Zoals altijd tonen de beeldende kunstenaars hoe het ‘landschap’ verandert.

Jude Crilly Some saints move to more financial cities 2018

 

Geraadpleegde literatuur:

Nicolas Bourriaud, Esthétique relationnelle, Parijs: Les Presses du réel 1998

Nicolas Bourriaud, The Radicant, New York: Lukas& Sternberg 2000

Radna Fabius, Habitus, Amsterdam: De Arbeiderspers 2018

Nelson Goodman, The Languages of Art, Londen: Oxford University Press 1968

Nelson Goodman, Of Mind and Other Matters, Cambridge, Massachusetts, Londen: Harvard University Press 1984

Thijs Lijster (ed.), The Future of the Artistic Innovation in Times of Social Acceleration,  Amsterdam: Valiz 2018

 

Dit bericht is geplaatst in Essays. Bookmark de permalink.