Indonesische beeldende kunst 1835-nu in Bozar Brussel

In het kader van de Europalia worden in Bozar tot 21 januari 2018 twee tentoonstellingen gehouden over Indonesië. De eerste, ‘Ancestors and Rituals’, toont unieke stukken uit de Archipel over voorouderverering, de tweede, ‘Powers and Rituals’ vertelt het hele verhaal van de Indonesische beeldende kunst vanaf de 19e eeuwse Nederlandse kolonie tot heden. Na al het geneuzel over post- kolonialisme is de open visie van deze tentoonstelling een verademing. Zij maakt in een klap duidelijk hoe volkomen vast het denken in Nederland over – en kijken naar de voormalige kolonie zit. De tentoonstelling heet ‘Power and other things’, een uitdrukking die ontleend is aan de kortste onafhankelijkheidsverklaring die er in de wereld ooit is afgelegd. Het is de door Soekarno na de bom op Hiroshima, op 17 augustus 1945 in een achtertuin in het toen nog Batavia geheten Jakarta in de aanwezigheid van een handvol mensen uitgesproken verklaring, bestaande uit twee zinnen: ‘We the people of Indonesia hereby declare the independence of Indonesia. Matters that concern the transfer of power and other things will be executed by careful means and in the shortest possible time.’ Deze verklaring zit de Nederlandse politiek nog steeds als een visgraat in de keel want tot op de dag van vandaag wordt zij, de nationale feestdag in Indonesië, niet erkend. Koningin Beatrix bestond het om bij het vijftigjarige jubileum in 1995 een week na de viering van dit jubileum een staatsbezoek aan Indonesië af te leggen. Het is evenzeer veelzeggend dat de Nederlandse dagbladpers tot op heden met geen woord heeft gerept over deze op 17 oktober op twee en een half uur reizen vanuit Nederland geopende tentoonstelling.

Raden Saleh De arrestatie van Dipo Negoro 1835

De tentoonstelling, die gemaakt is door de jonge Indonesische curator Riksa Afiaty en  de directeur van het Van Abbe, Charles Esche, vertelt het verhaal van de Indonesische kunst vanuit zeven gezichtspunten: 1. Bezetting: de Nederlandse kolonie, 2. Bezetting: De Japanse invasie 1942-1945, 3. Feminisme en de rol van vrouwen, 4. Identiteit en herkomst, 5. De strijd om de onafhankelijkheid, 6. Mythe en tradities, 7. De-kolonialistisch denken. De catalogus bevat een paar verhelderende essays die duidelijk maken dat de gezichtspunten koloniaal/post-koloniaal, het schuld en boete schema waarin het Nederlandse denken over Indonesië gevangen zit, een te simpel schema is. Daaronder liggen nieuwe identiteitsconflicten stoelend op nationaliteit, sociale rollen, ideologie, sekse, traditie en herkomst. Het is juist die onderstroom die de geschiedenis van Indonesië zo rijk maar ook zo tragisch maakt. Sutan Sjahir, een van de gematigde strijders voor onafhankelijkheid naast Soekarno, schrijft in het koloniale concentratiekamp Boven Digoel waar hij in de jaren dertig gevangen zat: ’In de bannelingen herken ik in de eerste plaats een deel van ons Indonesische volk; dit zijn geen uitzonderlijke mensen, al worden ze ook communisten of opstandelingen genoemd. (…) Het is een vreemd soort communisme: mystiek, Hindoeïstisch-Javaans gekleurd, of Menangkabau-islamitisch, of ook Bantams-islamitisch- dat wil zeggen in al deze gevallen met animistische inslag. Niet veel Europese communisten zouden hierin ook maar iets van hun communisme kunnen herkennen.’

Octora 2017

Vanuit die wisselende perspectieven is het daarom ook goed dat de makers ervoor hebben gekozen om niet alleen Indonesische kunstenaars te laten zien, maar ook Nederlandse, Chinese en Australische die vanuit nieuwe gezichtspunten naar het land kijken.  De tentoonstelling opent met Raden Saleh en Jan Toorop. De eerste wordt gezien als de

Zelfportret Jan Toorop

Indonesische schilder die zich in de 19e eeuwse Nederlandse kolonie voorzichtig losmaakte van wat de sentimentele visie op ‘Mooi Indië’ is gaan heten, het geïdealiseerde gekolonialiseerde landschap. De tweede met Indische voorouders, is misschien veel ‘Indischer’ dan op de overzichtstentoonstelling van het Gemeentemuseum in 2016, waar hij vooral als de symbolist werd getoond. De tentoonstelling opent met twee schilderijen. Het Rijksmuseum heeft het schilderij ‘De onderwerping van Diepo Negoro’ uitgeleend (zie mijn blog ‘de postkoloniale culturele erfenis’,  http://www.egbertdommering.nl/?p=973). Dit symboliseert het herstel van het Nederlandse gezag bij het einde van de Javaoorlog 1830. Daarnaast hangt een reproductie (het origineel hangt in Bogor) van het schilderij van de arrestatie van Diepo Negoro door Raden Saleh, in stijl Europees als dat van Pieneman, maar naar de inhoud omgekeerd: de verontwaardigde menigte die de arrestatie aanschouwt is het begin van het einde van het koloniale gezag (zie eerste afbeelding).

Boven-Digoel nu

In een volgende zaal is de indrukwekkende installatie van Lidwien van der Ven (eerder getoond in het Van Abbe) van het interneringskamp Boven-Digoel in Nieuw-Guinea in de jaren dertig te zien, een combinatie van oude foto’s en documenten en een eigen reportage van hoe het kamp er nu bij ligt. Daarover schreef Sjahir in 1936: ‘De wetten van dit land kennen trouwens het instituut “concentratiekamp” nog niet officieel. Wat dat betreft, is er hier nog een grote achterstand bij Duitsland. Hoewel aan de andere kant Duitsland voor wat betreft de inrichting van dit instituut nog veel had kunnen leren van de praktijken van Boven-Digoel.’ We lopen vandaar door een zaal met werken die in de Japanse periode zijn ontstaan en die de basis legden voor een nationale kunst, naar de heftige muurschilderingen van Maryanto (Rijksakademie 2015-2016) waar Mooi Indië is

Boven-Digoel toen

veranderd in een uitgemergeld landschap door Westerse ondernemingen ontdaan van delfstoffen. De Indonesisch-Chinese Harsono legt Chinese massagraven bloot; de Chinese bevolking is tijdens de politionele acties en bij de 1966 coupe van Soeharto op grote schaal vermoord. Deya Widya laat aan de hand van het oude hotel Des Indes in Batavia zien hoe koloniaal erfgoed in het postkoloniale Indonesië wordt vernield, want nu is het fraaie gebouw een uitgewoond warenhuis (zie 7e en 8ste afbeelding). De Javaanse Octora neemt de persona van de ‘

Maryanto

inlandse vrouw’ aan, maar probeert zich er

Hotel Des Indes toen

tegelijkertijd weer van te ‘emanciperen’ in beeld en performance (zie tweede afbeelding). Er is een mooie zaal met couture vrouwenkleding gemaakt uit boombast van de Nederlandse in Indonesië gevestigde Mella Jaarsma. De Australiër Tom Nicholson vertelt een nieuw identiteitsverhaal dat zich in Indonesië afspeelt onder de uit Afghanistan afkomstige vluchtelingen die Australië niet in mochten en nu in Indonesië leven. Hij doet dat met behulp van de diorama poppentechniek die Soekarno liet maken

Hotel des Indes nu

voor een monument in Jakarta waar alle bevolkingsgroepen in de Archipel staan afgebeeld. De tentoonstelling sluit af met Wendelien van Oldenborg’s film uit 2005 ‘No False Echo’s’ opgenomen in het radiostation Kootwijk dat in de koloniale tijd de radio-uitzendingen voor de kolonie verzorgde, waarin zij het verhaal vertelt van de politieke rel die in de kolonie ontstond toen daar in 1913 100 jaar Nederlands Koninkrijk werd herdacht. Er is meer (o.a ook het werk van de Nederlander Roy Villevoy). De beeldkwaliteit is hoog en de wisseling van gezichtshoeken is een verademing. Sjahir noteert in Indonesische Overpeinzingen op 19 februari 1936: ‘Van één ding ben ik zeker: dat deze koloniale regering en meer nog, de koloniserende Nederlanders er eens spijt van zullen hebben, dat ze nooit de politiek van grote lijnen, van verre perspectieven hebben gevoerd, aangepast aan de moderne, veranderende wereldstructuur, dat ze nooit en nooit, zelfs maar één moment, aan bewuste, culturele politiek voor de bevolking van Indonesië hebben gedacht! Ik voor mij ben ervan overtuigd dat deze kortzichtigheid, deze befaamde Hollandse “degelijkheid’ en het gemis aan verbeelding en durf zich van nu af aan zullen gaan wreken.’ En dat is nog steeds zo. De grammofoonplaat van dit koloniale verleden is ergens in een groef tussen ‘Mooi Indië’ en het ‘Verloren Indië’ blijven hangen. Daarom dat een open tentoonstelling als deze nooit in Nederland is gemaakt en voorlopig ook niet gemaakt zal worden. Wel schuld en boete tentoonstellingen zoals die over Afrika in het Rijksmuseum en straks die over slavernij. Het zijn de ‘heggen en greppels’ van het Hollandse landschap die zich vertalen in een calvinistisch wereldbeeld van de Nederlanders, om Sjahir nog één keer te citeren. Wij zijn in de greppel van de politionele acties blijven steken.

De parallelle tentoonstelling ‘Ancestors and Rituals’ bevat in dit thema nog een opmerkelijke verrassing. Daar staat het Prajñaparamita beeld dat in 1820 door het Nederlandse koloniale bewind uit het Singosari tempelcomplex op Java naar Nederland is meegenomen om daar 158 jaar in het museum voor volkenkunde in Leiden te verblijven als het pronkstuk van de collectie. In 1978, bij het tweehonderdjarige bestaan van het nationale museum in Jakarta, is het door Nederland teruggegeven. Het is sindsdien nooit meer in Europa geweest. Hier staat het nu veertig jaar later even ‘terug van weggeweest’.

Prajñaparamita beeld

Literatuur:

Riksa Afiaty & Charles Esche (eds.), ‘Power and other things’, Ghent: Snoeck Publishers 2017.

Sophia Zürcher, ‘Voorbij Goed en Fout’, in: Museumtijdschrift 2017/7, p. 52-56.

‘De postkoloniale culturele erfenis’, 28 juli 2017, http://www.egbertdommering.nl/?p=973

Bina Choi, ‘When We Assemble’, in: Emily Pethick & Wendelien van Oldenborgh (eds.), Amateur, Berlijn: Sternberg Press 2015, p. 185-201.

Sutan Sjahir, Indonesische Overpeinzingen, Amsterdam: De Bezige Bij 1966 (Kwadraat Pocket 27).

 

 

Dit bericht is geplaatst in Essays, Recensies. Bookmark de permalink.